Insecten in de stadstuin
De natuur begint zodra je de schuifder uitstapt. Tussen de tegels op het terras huist de Gewone wegmier, druk bezig zand te verslepen. Verplaats enkele bloempotten en het wemelt daaronder van het leven. Mieren slepen hun eieren weg. De ruwe pissebed maakt zich uit te voeten en ook de duizendpoten zoeken een goed heenkomen. Verder doorlopend het gras op weer nieuwe ontdekkingen. De regenwormen blijken verschillende soorten te zijn, zoals de Grote blauwkopworm of de Zwartkopgrauwworm of de Achthoekige spartelworm. Soorten die elk een andere rol in het verwerken van het tuinafval spelen. Dan die vieze, grote bruine naaktslakken, die het afgelopen jaar zo’n plaag vormden. Het blijken twee soorten te zijn: de Rode wegslak en de Spaanse wegslak, maar niemand weet welke er in de tuinen zit. Weg met de glibbers, bloeit er iets tussen het gras, zoek dan naar zweefvliegen. Een Blinde bij, Snorzweefvlieg, of Gewone pendelvlieg zit er altijd wel. Uiteraard vliegen er vliegen er verschillende soorten hommels, bijen en wespen. Niet alle wespen blijken lastpakken, een Franse wesp doet niets, een Duitse daarentegen wel. Kijk ook naar de libellen bij de vijver of de vlinders in de tuinen. Een witje is geen witje, er zijn vier soorten witjes, waarvan de vierde het Scheefbloemwitje zich pas sinds een jaar of zeven in Roermond heeft gevestigd. Nog niets gezegd over kevers of (Aziatische) hoornaars, maar dat en veel meer in de lezing op 13 maart in de Groene Transformator over ‘insecten in de stadstuin’ door Reinier Akkermans.